– [Verteller] Bijna elke cel in het lichaam heeft hetzelfde DNA maar verschillende celtypes, zoals neuronen en spiercellen, uiten verschillende genen omdat alleen bepaalde genen overgebracht worden in messenger RNA of mRNA in elke cel. In het laboratorium kunnen mRNA’s gebruikt worden als template om complementair DNA, cDNA, te synthetiseren om genexpressie te bestuderen. Een gangbare methode is RNA extraheren van cellen, dan het mRNA isoleren van andere soorten RNA, zoals robisomaal RNA of transfer RNA, door het sample over een kralenkolom te laten lopen waaraan strengen thymine nucleotiden bevestigd zijn. Deze binden met de poly(A)-staart, een keten van adenine nucleotiden specifiek aanwezig aan de drie uiteindes van eukaryotisch mRNA. De andere soorten RNA binden zich niet en worden weggespoeld. Nadat het mRNA geïsoleerd is, wordt een poly(T)-primer gebonden aan de poly(A)-staart, en vormt een startpunt voor reverse-transcriptase enzymes om een enkelstrengs cDNA te translateren van het mRNA. Stoffen zoals RNase enzymen worden dan toegevoegd om het RNA te degraderen. DNA polymerase enzymen worden dan gebruikt om een streng te synthetiseren, complementair met het cDNA wat resulteert in dubbelstrengs cDNA, dat ingevoegd kan worden in een bacteriële of virale vector en gebruikt wordt in moleculair biologie-onderzoek.