– [Docent] De prioriteit van natuurbeschermingsbiologie is het behoud van biologische diversiteit. Om dit doel te bereiken, moeten wetenschappers populaties identificeren die met uitsterven worden bedreigd. Vooral kleine populaties zoals die van de Floridapanter lopen risico, vanwege hun beperkte genetische diversiteit, hebben ze minder weerstand tegen ziekten en passen ze zich moeilijker aan verandering aan. Deze katten zwierven vroeger van Florida tot Louisiana, langs de kust van de Golf van Mexico. Door ontwikkelingen van het land, werd hun habitat gereduceerd tot een klein gebied in het zuiden van Florida. In 1973 waren er nog ongeveer 23 panters over. Het gevolg van zo’n kleine populatie was inteelt, wat leidde tot geknikte staarten, hartafwijkingen en andere genetische problemen die hun voortplantingsvermogen verminderde. Als een populatie eenmaal een kritiek laag aantal bereikt, kan het in een zogenaamde uitstervingsvortex terechtkomen, een spiraal van gebeurtenissen die elkaar opvolgen, waardoor de populatie verder reduceert tot aan extinctie. Zo werkt het. Een kleine populatie is gevoelig voor inteelt, of het paren met naaste familieleden. Als gevolg hiervan is er minder genetische diversiteit in de populatie. Lagere genetische diversiteit leidt op den duur tot lagere overlevingskansen en voorplantingssnelheid, waardoor de populatie verder reduceert tot op het punt van uitsterving. Eén manier om de uitstervingsvortex te voorkomen is door individuen uit andere populaties te importeren. Conservatiebiologen hebben bijvoorbeeld vrouwelijke panters uit Texas in de populatie in Florida geïntroduceerd om die groter en genetisch diverser te maken. Vandaag de dag zijn er ongeveer 125 Floridapanters als gevolg van deze inspanningen. Hoewel de populatie groter is geworden, is conservatie nog steeds nodig. GPS-halsbanden worden gebruikt om panters te volgen, waardoor natuurbeschermers de gezondheid van de populatie in de gaten kunnen houden.