Back to chapter

28.3:

Levensgeschiedenis

JoVE 核
生物学
需要订阅 JoVE 才能查看此.  登录或开始免费试用。
JoVE 核 生物学
Life Histories

Languages

分享

– [Verteller] Alle gebeurtenissen die betrokken zijn bij het voortbestaan en de voortplanting van een organisme vormen de levensgeschiedenis van het organisme, die tussen de verschillende soorten, zelfs binnen eenzelfde habitat, kan variëren. Een kleine slak zal bijvoorbeeld snel volwassen worden en duizenden eieren produceren om de overleving van een paar van zijn nakomelingen gedurende zijn korte levensduur te garanderen. Deze strategie is een voorbeeld van een R-strategische soort. Een die ook een Type III overlevingscurve heeft die gekenmerkt wordt door een hoge sterfte op jonge leeftijd met een grote kans op overleven na volwassenheid. Een brulaap is daarentegen een K-strateeg. Hij zal langzaam volwassen worden, slechts een paar nakomelingen hebben gedurende zijn lange levensduur en jaren ouderlijke zorg geven aan deze nakomelingen om hun overleving te verzekeren. Deze primaten hebben een Type I overlevingscurve die gekenmerkt wordt door een hoge overlevingskans in de vroege levensfase, en vervolgens een hoge sterfte na meerdere voortplantingscycli. De laatste overlevingscurve, Type II, wordt gekenmerkt door een gelijke overlevingskans en sterftekans in de gehele levenscyclus van het organisme. Bijvoorbeeld, een vliegende eekhoorn produceert meerdere kleine nestjes per jaar, maar de voortplantingscapaciteit vermindert na verloop van tijd. Hoewel de levensgeschiedenis voor een deel bepaald kan worden door de genetica, spelen ook het milieu en de natuurlijke selectie een grote rol.

28.3:

Levensgeschiedenis

Overzicht

Beperkt door beperkte energie en middelen, moeten organismen een compromis sluiten tussen de hoeveelheid nakomelingen en de investering van de ouders. Deze afweging wordt vertegenwoordigd door twee primaire reproductieve strategieën; K- strategen produceren weinig nakomelingen, maar bieden substantiële ouderlijke ondersteuning, terwijl r- strategen veel nakomelingen produceren die weinig zorg krijgen. Deze strategieën houden verband met de overlevingskans van een organisme gedurende zijn hele levensduur, die wordt weergegeven door een overlevingscurve. Drie algemene soorten overlevingscurves worden getoond door organismen die: de neiging hebben een lang leven te leiden (Type I, K- strategen); hebben evenveel kans om op alle leeftijden te overlijden (type II); of hebben hoge vroege sterftecijfers, maar een lange levensduur als de volwassenheid bereiken (Type III, r- strategen).

Levensgeschiedenisstrategieën weerspiegelen een afweging tussen 'kwantiteit' en 'kwaliteit' van het nageslacht

De levensgeschiedenis van een organisme omvat alle gebeurtenissen die tijdens zijn levensduur plaatsvinden, waaronder de geboorte, ontwikkeling, seksuele rijping, voortplanting en overlijden. Afwegingen met betrekking tot de patronen en timing van deze gebeurtenissen in de levensgeschiedenis (met name overleving en reproductie) over verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen vertegenwoordigen verschillende strategieën in de levensgeschiedenis. R- strategen en K- strategen maken duidelijke reproductieve compromissen tussen het aantal nakomelingen en het niveau van ouderlijke zorg, of de kwantiteit van de nakomelingen versus de kwaliteit. R- strategen hebben de neiging om een hoge vruchtbaarheid (voortplantingsvermogen) te hebben en veel nakomelingen te produceren die wijd verspreid zijn, weinig ouderlijke zorg krijgen en een lage vroege overleving hebben. R- strategen gedijen doorgaans in onvoorspelbare omgevingen, zijn vroeg volwassen en hebben een klein lichaam. K- strategen ( K voor Kapazitätsgrenze, of capaciteitslimiet in het Duits) produceren minder nakomelingen en besteden meer ouderlijke zorg dan r- strategen, en hun nakomelingen hebben dus hogere vroege overlevingskansen. K- strategen gedijen goed in stabiele omgevingen. De meeste organismen zijn geen strikte r – of K – strategen, maar liggen ergens op een continuüm van deze eigenschappen. Zeeschildpadden hebben bijvoorbeeld een lange levensduur en een sterk concurrentievermogen ( K- kenmerken), maar produceren toch veel nakomelingen die weinig ouderlijke zorg krijgen ( r- kenmerken).

Overleving en groei van de bevolking kunnen worden gevisualiseerd met overlevingscurven en leeftijdsstructuurdiagrammen

Een overlevingscurve geeft het percentage van een populatie weer dat overleeft (y-as) op verschillende leeftijdsintervallen (x-as). Van de drie algemene typen overlevingscurves komen er twee overeen met K- en r -strategen. K- strategen, waaronder mensen en de meeste primaten en dierentuindieren, vertonen Type I-overlevingskansen en hebben de neiging te sterven als ze ouder zijn. Soorten die type II-overleving vertonen, hebben een gelijke overlevingskans bij elk leeftijdsinterval. Type II-overlevingskansen zijn zeer theoretisch, met weinig praktijkvoorbeelden. Hydra's, meeuwen en Amerikaanse roodborstjes vertonen redelijk lineaire overlevingscurven, en knaagdieren, konijnen, veel volwassen vogels en sommige schildpadden vertonen een sigmoïde of concave curve die de lineariteit nadert. R- strategen, waaronder bomen, ongewervelde zeedieren, vissen en sommige insecten, vertonen Type III-overlevingskansen. Deze organismen sterven vaak jong, maar degenen die overleven tot ze volwassen zijn, leven over het algemeen een lang leven. De meeste soorten vertonen een combinatie van deze patronen. Bijvoorbeeld, een soort die type III- overlevingskans vertoont als jongere, kan type II -overlevingskans als volwassene hebben. Op overlevingscurves wordt het aantal overlevende individuen (y-as) vaak uitgezet op een logaritmische schaal om de effecten per hoofd (proportie) beter weer te geven en vergelijkingen met geïdealiseerde types I, II en III mogelijk te maken.

Een leeftijdsstructuurdiagram toont het aandeel van een populatie (x-as) op elk leeftijdsinterval (y-as) en kan worden gebruikt om te voorspellen of de bevolking zal krimpen of groeien. Er zou bijvoorbeeld een grotere groei worden verwacht in een populatie met meer vrouwen en jonge individuen. Verschillende diagramvormen vertegenwoordigen verschillende patronen van waarschijnlijke veranderingen in de populatie (groeiend, stabiel of krimpend).

Suggested Reading

Fabian, Daniel, and Thomas Flatt. "Life history evolution." Nature Education Knowledge 3, no. 10 (2012): 24. [Source]

Rauschert, Emily. "Survivorship Curves." Nature Education Knowledge 3, no. 10 (2010): 18. [Source]