Liddle-syndroom is een genetisch erfbare vorm van hypertensie die wordt gekenmerkt door de overactiviteit van epitheliale natriumkanalen in het nefron, de functionele eenheid van de nier. Deze verhoogde activiteit leidt tot verhoogde natriumreabsorptie en overmatige uitscheiding van kalium. Om dit tegen te gaan, worden kaliumsparende diuretica zoals amiloride gebruikt. Ze functioneren door deze natriumkanalen te blokkeren, waardoor de instroom van natrium in de epitheelcellen wordt verminderd en het verlies van kalium in de urine wordt geminimaliseerd. Als gevolg hiervan neemt de natriumconcentratie in de tubulaire vloeistof toe, waardoor de wateruitscheiding wordt bevorderd en het bloedvolume en de druk worden verlaagd. Hypertensie kan ook optreden als gevolg van overactieve β1-receptoren in de nieren of overmatige aldosteronproductie door de bijnier. Aldosteron bindt zich aan mineralocorticoïdereceptoren (MR's) in de nier en vormt een complex dat de kern binnendringt en de overexpressie van door aldosteron geïnduceerde eiwitten veroorzaakt, zoals luminale epitheliale natriumkanalen en basolaterale natrium-kaliumpompen. Deze eiwitten zijn cruciaal voor het reguleren van het natriumtransport naar de bloedbaan en het kalium eruit, wat leidt tot een verhoogd bloedvolume en een verhoogde druk. Kaliumsparende aldosteron-antagonistische diuretica binden zich aan deze receptoren, waardoor het complex de kern niet binnendringt en de expressie en activiteit van de door aldosteron geïnduceerde eiwitten wordt verminderd. Als gevolg hiervan neemt de natriumionenconcentratie in het bloed af, waardoor het bloedvolume afneemt zonder kaliumverlies te veroorzaken. Andere soorten diuretica, zoals thiazide- en lisdiuretica, veroorzaken echter hypokaliëmie of lage kaliumspiegels, ondanks dat het effectieve behandelingen voor hoge bloeddruk zijn. Daarom worden kaliumsparende diuretica vaak gecombineerd met deze middelen om de kaliumspiegel op peil te houden en tegelijkertijd hypertensie effectief te behandelen.