Gedragingen zijn acties waar een organisme zich mee bezighoudt – ze kunnen verband houden met het vinden van voedsel, het voortplanten, het verdedigen tegen bedreigingen en vele andere mogelijke acties. Gedragingen omvatten activiteiten die verband houden met de omgeving rond het dier – zoals migratie – en sociale interacties binnen een soort of populatie. Bij veel gedragingen is motorische output betrokken – dat wil zeggen spierbewegingen – terwijl deze bij andere gedragingen minder zichtbaar zijn, zoals leren.
Genetische en omgevingsfactoren
Zowel genetische factoren als omgevingsfactoren beïnvloeden het gedrag. Sommige gedragingen, zoals vaste actiepatronen, zijn bijvoorbeeld aangeboren met een sterke genetische component. Ander gedrag vereist leren, zoals het leren van liedjes bij jonge vogels. Sommige gedragingen, zoals de inprenting die optreedt tussen sommige pasgeboren dieren en hun ouders, zijn een combinatie van zowel aangeboren instinct als levenservaring.
Veel gedragingen zijn geëvolueerd omdat ze de conditie verbeteren. Dit benefit kan direct zijn, zoals een gedrag dat de overlevingskans vergroot doordat een dier voedsel kan vinden op een manier die de balans tussen baten en kosten optimaliseert. Veel gedragingen, zoals een zorgvuldige partnerkeuze, verhogen de productie van gezonde nakomelingen en de kwaliteit van de zorg voor hulpeloze jongeren. Ten slotte vertonen sommige dieren altruïstisch gedrag door naaste familieleden of andere leden van hun sociale groep te helpen overleven en zich voort te planten.