Inductief redeneren is een soort logica waarin premissen tot een conclusie leiden. Inductief redeneren is onzeker en kijkt naar hoe geloofwaardig conclusies zijn. Inductieve argumenten kunnen daarom zwak of sterk zijn, in plaats van geldig of ongeldig, en conclusies kunnen gebruikt worden om toetsbare, falsifieerbare hypothesen te formuleren.
Inductief redeneren
Bij inductief redeneren wordt met een vaak kleine steekproef gebruikt bewijs verzameld om een conclusie te trekken. Dit geeft de mogelijkheid dat de conclusie onjuist is. Dit is in tegenstelling tot deductief redeneren, dat begint met een hypothese en kijkt of een specifieke, logische conclusie getrokken kan worden.
Als bijvoorbeeld alle vissen die waargenomen worden in een vijver water in de lucht spuiten naar insecten en ze vervolgens opeten, dan zou een inductieve redenering erop wijzen dat alle vissen water kunnen spuiten om op insecten te jagen.
Omdat deze conclusie geloofwaardig is, kan deze gebruikt worden om een toetsbare, falsifieerbare hypothese te formuleren – dat alle vissen water uitspuiten om hun insectenprooi te vangen. Over het algemeen is dit een zwak argument, aangezien niet alle soorten vissen in deze specifieke vijver voorkomen. Om deze hypothese te testen, zou de onderzoeker vervolgens meerdere soorten vis uit de vijver kunnen verzamelen – naast andere soorten vissen die insecten eten uit andere waterbronnen – en kunnen observeren hoe ze zich gedragen in een laboratoriumomgeving, in de aanwezigheid van insecten. De resultaten kunnen tot de conclusie leiden dat niet alle vissen water op hun prooi spuiten. Zo is het bijvoorbeeld bekend dat schuttersvissen insecten afschieten met een stroom water, maar kogelvissen niet.