Alle organismen hebben een positie binnen een ecosysteem. De complete set van levende en niet-levende factoren – waaronder voedselbronnen, klimaat en terrein – die de positie van een bepaald organisme bepalen, worden gezamenlijk de ecologische niche van het organisme genoemd.
Meerdere soorten kunnen niet exact dezelfde niche in hun leefgebied innemen. Als de niches van twee of meer soorten grotendeels overlappen, dicteert het competitieve uitsluitingsprincipe dat de ene soort de andere zal verslaan, waardoor deze gedwongen wordt zich aan te passen of uit te sterven. Flexibiliteit in de hulpbronnen die een organisme gebruikt, kan het echter mogelijk maken dat vergelijkbare soorten naast elkaar bestaan als ze hun gerealiseerde niches aanpassen om concurrentie te vermijden.
Er bestaat ook vaak een verband tussen nichegrootte en geografisch bereik. Soorten met niches die groter zijn, worden over het algemeen gevonden in een groter geografisch gebied. Dergelijke grotere distributies kunnen deze soorten meer flexibiliteit geven in de gerealiseerde niche, waardoor ze zich gemakkelijker aanpassen aan veranderingen in het milieu of de aanwezigheid van concurrenten dan een soort met een kleinere niche en een kleiner geografisch bereik.
Door beter te begrijpen hoe organismen samen functioneren in hun ecosysteem via hun ecologische niches, kan men beter kwetsbare gebieden en bedreigde soorten, en het beperken van de dreiging van invasieve soorten beter conserveren.